Een geallieerd vliegtuig wordt op de terugweg van een bombardement in Duitsland neergehaald door de Duitsers. De bommenwerper stort neer in het Sleenerzand bij Sleen.

De volledige bemanning komt om bij de crash en de lichamen worden geborgen, maar veel brokstukken blijven liggen. Vier vrienden verzamelen de onderdelen en verstoppen die in een schuurtje van Staatsbosbeheer.

 "Die vrienden hadden heel veel interesse in wat er van het vliegtuig over was. Zij hebben de stukken gespaard en bewaard tot na de oorlog om er wat mee te doen", vertelt Lucie Gelling. Haar man Riekus was één van de jongens die het bos in gingen om de brokstukken te verzamelen. "Vervolgens hebben ze bedacht om hier iets op te richten voor de vliegers die hier neergestort zijn."

Het idee ontstaat bij de jongens op lange fietstochten naar school. "Ze fietsten elke dag van Zweeloo naar Coevorden voor school. Dat was 17 kilometer heen en 17 kilometer terug. Dat is best veel elke dag, en dat schept een band." In de zomer van 1945, vlak na de bevrijding, wordt het monument in elkaar gezet op de plek van de crash. Die plek is dan nog makkelijk te herkennen aan de nog zwartgeblakerde grond.

Vandalen en souvenirjagers

Het monument blijkt echter populair bij vandalen en souvenirjagers en raakt beschadigd. "Mensen wilden allemaal een stukje hebben van wat er nog was. Op een gegeven moment zeiden de vrienden tegen elkaar ‘dat moeten we redden, anders hebben we geen monument meer’", vertelt Feya Schuiling. Haar man Hendrik Schuiling was bevriend met het viertal. De jongens komen tot de conclusie dat het een mooi, maar ook een duurzaam monument moet worden. “Het monument moest nog jaren dienen om mensen te vertellen wat hier gebeurd is en wat er dus in de hele oorlog is gebeurd."

De oplossing voor de vernielingen is snel gevonden. Hendrik Schuiling zit in de bouw en bedenkt dat het monument in beton kan worden gegoten om het te bewaren. De jongens zoeken onderdelen van het vliegtuig uit die mee worden gestort in het beton. “Zodoende is het nu het monument wat er nu staat.”