Pieter Hoppen (1919 - 1943) was een jeugdige onderduiker uit Rotterdam die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de lokale verzetsgroep van Meppel vermoord werd op verdenking van collaboratie met de Duitse bezetter.

Omdat de jeugdige Rotterdammer, die op 18 september 1940 ambtenaar geworden was voor de gemeente in zijn woonplaats, niet voor de Duitse bezetters wilde werken toog hij na de beruchte Februaristaking van Rotterdam op weg naar Steenwijk. Daar was evenwel geen onderduikadres beschikbaar, waarna hij ten noorden van Meppel onderdook bij een boer. Medio 1943 verdween Hoppen en werd niets meer van hem vernomen.

Onbekend lot

Het lot van de verdwenen Hoppen bleef onbekend totdat onderzoeksjournalist Geertjan Lassche het complete verhaal van verzetsstrijder Gerrit Gunnink (86) probeerde te achterhalen. Gunnink was tijdens de bezetting actief in het verzet en onder andere lid van de Knokploeg Meppel. Tijdens gesprekken met de EO-journalist Lassche onthulde hij dat de knokploeg de 23-jarige Rotterdammer verdacht van verraad. Er gingen geruchten rond dat Hoppen voor de Duitse vijand zou werken. Maar of het wel of niet kopte heeft Gunnink toen nooit geweten. 'Ik heb voor mijn geweten gehoopt dat zou blijken dat hij verkeerd was.'

Volstrekt onschuldig 

Het gevolg van deze geruchten was dat de knokploeg besloot Hoppen te liquideren door hem in de buurt van Staphorst door het hoofd te schieten en ter plekke te begraven op een boerenerf. Andere leden van deze groep waren Gerrits broers Klaas en Hendrik en Gerrit de Boer. Hij was opgelucht dat hij niet meer hoeft rond te lopen met dit geheim en het verhaal nu kon afsluiten. Maar hij heeft ook last van schuldgevoelens omdat uit later onderzoek is gebleken dat Hoppen volstrekt onschuldig was en dus niet voor de Duitsers heeft gewerkt. 'We hebben zeven kogels in zijn hoofd geschoten en na de vierde zei hij nog 'waarom schieten jullie mij dood.'

Stoffelijke resten 

Na de onthulling van Gunnink, de laatste levende van de verzetsgroep, is besloten het graf van Hoppen op te sporen en zijn stoffelijke resten te bergen. In oktober 2008 werd gezocht maar aanvankelijk werd niets gevonden. De menselijke resten lagen op evenwel een meter diep onder een kuilbult, zo bleek in april 2009. Op 21 april werd het graf geopend en werden de resten geborgen door de Bergings- en Identificatiedienst van Defensie.

 Identificatie

Onderzoek door het Nationaal Forensisch Instituut en de Koninklijke Landmacht wees uit dat het inderdaad om Hoppen ging. Dat werd 13 juli bekend gemaakt. De identiteit is vastgesteld na vergelijking met DNA-materiaal dat werd aangetroffen onder een dichtgeplakte envelop en aan een oude stropdas. Ook is Hoppens DNA vergeleken met dat van een nog levend familielid.