Vijf jaar was hij toen rabbijn Vorst naar Westerbork werd gestuurd samen met zijn vader, moeder, oudere zus en twee broers.
Voor acht maanden verbleven zij in Kamp Westerbork voordat ze werden afgevoerd naar het concentratiekamp Bergen-Belsen. Hij kwam gisteren naar Herinneringscentrum Kamp Westerbork om de namen voor te lezen van Holocaustslachtoffers.
Rabbijn Vorst (82) bezoekt samen met operrabijn Jacobs het voormalige kampterrein in de bossen bij Hooghalen. Net als een aantal jaren geleden toen ze voor de opening van het 102.000 steentjesmonument werden uitgenodigd. Toen besefte hij dat de plek nog steeds iets met hem doet.
"Ik zit op de achterbank van de auto en we komen op het terrein aan en er staat iemand die wijst ons de weg. Ik zit op die achterbank en ik kijk en plotseling hoor ik mijzelf uitroepen: o nee! Doe dat niet! Ik wist niet wat me overkwam. Plotseling zag ik de marechaussee van Kamp Westerbork weer voor me."
'Pijnlijke herinnering'
Zijn moeder was hoogzwanger in kamp Westerbork. Zijn jongste broertje heeft drie weken geleefd. "Dat is een pijnlijke herinnering." Van het kamp zelf kan Rabbijn Vorst zich verder bijna niets herinneren. "Een jongetje van vijf jaar, die kent het leven niet. Ik heb waarschijnlijk met open ogen gekeken en gedacht: dit is dan het blijkbaar."
Een Japanse filmploeg volgt hem tijdens zijn bezoek. Ze willen van alles van hem weten, over zijn familie en ook over de vergoeding die de NS aan nabestaanden uitkeert, iets waar in Japan veel over gesproken wordt. "Het is goed dat die erkenning er is, maar het belangrijkste is dat het geld goed wordt besteed," licht hij toe. Door zijn wijsheid, lengte en zijn gehoor dat tijdens de oorlog is aangetast hangt de Japanse cameraploeg aan zijn lippen. Voor Vorst wordt het een druk jaar, beseft hij.
Het is zijn eerste keer dat hij namen van holocaustslachtoffers mag voorlezen. Hij is één van de 800 lezers. Een vloek en zegen tegelijkertijd. "Het voorrecht dat ik de oorlog heb mogen overleven is tegelijkertijd de plicht om mensen daarover te vertellen", zegt hij.
Eigen familie
Toch leest hij niet de namen van de slachtoffers binnen zijn eigen familie. "Mijn vader en ik hebben na de oorlog nooit over familie gepraat. Ik weet dan ook helemaal niet wat er met zijn broer en beide zusters is gebeurd. Dus ik zou niet weten welke namen ik moet gaan opnoemen. Plus als ik die namen wel zou moeten opnoemen, van onder andere mijn broertje, maar om dat nou straks in het lijstje te gaan zeggen, ik denk dat ik dat toch maar liever niet doe."
Het getal van 75 verwijst volgens Vorst naar meer dan alleen de vrijheid van de Tweede Wereldoorlog. Het was ook het getal van Aardsvader Abraham. "Hij was 75 jaar toen hij vanuit Charan naar het land Kanaän trok. Hij is de Aardsvader van het Joodse volk, maar zijn geloof in één God is de basis van het jodendom, van het christendom en van de islam. Dus ik dacht bij mezelf, 75 jaar, zouden we maar zover kunnen zijn dat we dan misschien eindelijk eens een keertje vrede op aarde kunnen hebben?"
Wens
Eén wens heeft hij daarom nog wel dit jaar en dat is dat bij het Wilhelmus het zesde couplet ook eens gezongen wordt. "Het is een onderdeel van het geheel. 'Mijn schild ende betrouwen zijt Gij, o God, mijn heer,' waarom mag dat niet gezongen worden? Er zijn miljoenen Nederlanders die in God geloven, waarom wordt dat ons, de gelovigen ontnomen?' Het is inhoudelijk zo mooi."