Oud-directeur van Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Dirk Mulder, schreef een artikel voor de Nieuwe Drentse Volksalmanak. Daarin schrijft hij onder meer dat het kamp al vanaf het begin bestemd was om te worden gesloopt.
"Dat zie je eigenlijk al in de oorlog", stelt Mulder in zijn bijdrage aan de almanak, die z'n 137e jaar in gaat. "Een duidelijk voorbeeld is de aftakking van de spoorlijn die het kamp inging, van de hoofdspoorlijn van Zwolle naar Groningen, via Beilen en Assen. Die lijn zou er één jaar, anderhalf jaar liggen. Daarna zou die weer afgebroken worden. En daarna zou ook de functie van het kamp vervallen. Daarom doet kampcommandant Gemmeker ook allerlei moeite er bedrijvigheid te ontwikkelen, zodat het kamp kan blijven bestaan. In principe moest in september 1944, als de laatste transporten plaatsvinden, het kamp worden afgebroken."
Kamp blijft
"Als gevolg van de militaire ontwikkeling en de verwachting dat de geallieerden snel zouden komen is daar niets van terechtgekomen, maar met andere kampen in het oosten is dat wel gebeurd. De nazi's wilden hun sporen uitwissen. Het gekke is dat vanaf het begin de gedachte van het kamp was: we moeten er zo snel mogelijk weer vanaf. Zelfs na de oorlog lukt het niet. Iemand zei eens: er is altijd wel een bevolkingsgroep die je kwijt wilt in een kamp. Dus na de bevrijding komen er NSB'ers en SS'ers. En als die periode is afgerond, eind 1948, zegt het Ministerie van Oorlog, 'dat kamp kunnen we goed gebruiken als militair kampement'. Je ziet het als Indische Nederlanders repatriëren en je ziet het bij de Molukse militairen in het KNIL die naar Nederland worden gehaald en met hun gezinnen in Vught en in Westerbork worden neergepoot."
Monumentalisering
Wat de 'monumentalisering' betreft: de nadruk lag na de oorlog op het verzet, de mobilisatie en de militaire strijd. Niet op de Jodenvervolging. Mulder: "Er was wel een gedachte dat er iets moest komen, maar het zit 'm in de bijzondere geschiedenis van Westerbork. Dat was echt een doorgangskamp.
In de Joodse gemeenschap bestond - volgens de toenmalige spreekbuizen - ook geen behoefte aan een monument voor het kamp. Want: 'dat is in 1939 tegen onze zin gebouwd. Het heeft een verschrikkelijke geschiedenis meegemaakt, het ligt ver weg, in de periferie'. De aandacht was op Amsterdam gericht, op de Hollandsche Schouwburg, als verzamelplek", aldus Mulder
Mulder vervolgt: "Er was wel aan gedacht om een monument te maken in Westerbork, maar eigenlijk steunde niemand dat plan. Dat gold ook zeker voor de gemeente Westerbork. Over het algemeen was de houding: dat kamp is zo verbonden met onze gemeente en heeft zo'n onaangename klank en dat belemmert ons alleen maar. Vergeten die geschiedenis."
Verhaal gaat verder onder de foto
Glas-in-loodraam Herinneringscentrum Kamp Westerbork (foto: Herinneringscentrum Kamp Westerbork)
Glas-in-loodraam, een 'vergissing'?
Een typisch voorbeeld is het glas-in-loodraam dat na de Tweede Wereldoorlog door het Rode Kruis werd geschonken aan de toenmalige gemeente Westerbork. Als dank voor de hulp die de inwoners tijdens de Tweede Wereldoorlog gaven aan de Joodse gevangenen in Kamp Westerbork. Het hangt nu in het Herinneringscentrum.
Dirk Mulder: "Het verhaal was altijd dat het Rode Kruis dat deed omdat er vanuit de gemeente mensen waren die zich hadden ingezet om hulp te bieden aan de Joden, maar dat was niet het idee wat erachter stak. Als je de stukken leest, vraag je je af: waar was nou die dank voor? Kamp Westerbork viel in de oorlog onder de gemeente Westerbork. Als mensen lange tijd in het kamp verbleven, werden ze ingeschreven. Werden ze gedeporteerd, dan werden ze uitgeschreven. De gemeente zorgde ervoor dat er een administratie bleef zodat je na de oorlog kon nagaan of er mensen waren teruggekomen. Het Rode Kruis ontfermt zich daar na de oorlog over. Als dank voor de ambtelijke ondersteuning kreeg Westerbork het glas-in-loodraam. Dat is bij de Joodse gemeenschap volstrekt in het verkeerde keelgat geschoten."
Het hele gesprek met Dirk Mulder in Drenthe Toen is hier terug te luisteren.
NDVA 2020 omslagfoto. Joodse mannen in Kamp Kremboong, 1942; fotograaf onbekend (particuliere collectie Benno Vogel) (foto: Koninklijke Van Gorcum)