In het teken van de actie ‘niet weggooien’ gaven de broers Van de Rhoer eerder dit jaar een belangrijke brief van hun familie aan Herinneringscentrum Kamp Westerbork. De brief is door hun grootouders geschreven aan hun vader. Ze schreven de brief vanuit het kamp, vlak voordat ze op transport naar Sobibor werden gezet.
Curator van Herinneringscentrum Kamp Westerbork Guido Abuys heeft de brief in ontvangst genomen. “Niet direct de inhoud is opvallend, want daar hebben we meerdere voorbeelden van. Maar het gaat hier om een brief die op het laatste moment door twee mensen is geschreven die op het punt staan om op transport te gaan en dat is- en blijft bijzonder.”
De brief
Het is in de nacht van 3 mei 1943 als Joël van de Rhoer en zijn vrouw Bertha contact leggen met hun kinderen Eduard en Jacques die op dat moment zijn ondergedoken in hun geboortestad Meppel. ‘Liefste allen, eindelijk is het zover, wat wij zolang vreesden. Juist komen ze ons waarschuwen dat wij op de lijst staan en er niet af kunnen. Dus moeten wij ons in het onvermijdelijke schikken (…).’
“De brief is in de haast geschreven door mijn grootouders en het kamp uit gesmokkeld en afgegeven bij het onderduikadres van mijn vader en zijn broer”, legt Jacob uit, de zoon van Eduard. Hij komt vandaag samen met zijn broer vanuit het Amerikaanse Seattle naar het herinneringscentrum om de originele brief af te geven.
"Mijn vader heeft hem meer dan vijftig jaar bewaard en ik heb hem 25 jaar bewaard. Naarmate ik zelf ook ouder word, dacht ik dat het beter was deze brief hier bij het herinneringscentrum te laten preserveren en archiveren. De brief is hier geschreven en ik denk dat het goed is om hem ook hier te bewaren."
Tekst gaat verder onder de foto
De brief van de grootouders van de broers Van de Rhoer (foto: RTV Drenthe/Josien Feitsma)
De ontsnapping
De kinderen Eduard en Jaques wisten beiden uit Kamp Westerbork te ontsnappen. Anders dan hun ouders voelden ze dat ze niet veilig waren en een uitweg moesten zoeken. “Mijn vader werkte in de centrale keuken van Westerbork en met behulp van chef-kok Massier heeft hij het plan bedacht om met een kistje appels zogenaamd nog naar het 'bijkamp' te moeten die ochtend. Hij is gewoon op de fiets naar de uitgang gestapt met dat kistje appels en toen hard weggefietst”, vertelt Van de Rhoer.
Curator Abuys vult hem aan: "Eduard heeft geprobeerd zijn ouders om te praten en zover te krijgen met hun mee te gaan, maar die dachten dat ze het wel zouden redden. Toch blijft het wel vrij bijzonder dat twee jongens op die manier uit het kamp weten te ontsnappen. Dat is niet iets dat veel voorkwam."
Hij vervolgt: "Uit deze brief haal je ook dat deze man, ondanks dat hij al in de zestig was, toch het gevoel had dat hij nog gezond was en eventueel kon werken. Hij dacht dat hij naar een soort werkkamp zou gaan en dat hij het wel zou redden. Ook met dat gevoel zijn ze waarschijnlijk de trein ingestapt, niet wetende dat ze naar Sobibor zouden gaan en de dag van aankomst vermoord zouden worden. Dat zou niet in hun opkomen.”
Kostbaar
De brief is voor de familie Van de Rhoer erg belangrijk. Het is eigenlijk een afscheidsbrief van de ouders geweest, zonder dat ze dat zelf wisten. “Dit was de laatste communicatie tussen mijn grootouders en mijn vader en mijn oom. Het is een kostbaar bezit. In de oorlog is namelijk ook veel ander materiaal verloren gegaan. Het huis van mijn grootouders, het ouderlijk huis in Meppel, werd gevorderd door de Duitsers en als kantoor gebruikt. Ze hebben alles eruit gesmeten. Dit was dus bijna het enige tastbare dat ze nog hadden.''